In de Armeense propaganda zie je vaak mensen met een bepaalde mate van autoriteit opdraven. Vanwege hun status genieten ze onder het publiek enige geloofwaardigheid. Op die manier probeert de genocidemaffia hun megafraude aan de man te brengen.
In deze tegen de Turken gerichte propaganda zijn geen
oprechte bedoelingen mee gemoeid. Daarom is het onbelangrijk dat men naar de ware feiten zoekt of wat men als
bewijs gebruikt wel door de beugel kan.
Vaak zijn er duistere agenda’s in het spel zoals (religieuze
of politieke) haat tegen de Turken, financieel gewin of opportunisme. Tegenwoordig zijn het figuren uit de wetenschappelijke
wereld die zich hiermee inlaten. Een eeuw terug waren het de geestelijken en
missionarissen uit christelijke milieus.
Een van de bekendste geestelijke die de boel fleste was de
Duitser Johannes Lepsius.
Hij was de zoon van de beroemde Egyptoloog Carl
Richard Lepsius, maar kon niet in de verste verte tippen aan zijn vader. Daarom
beproefde hij zijn geluk in de religie als predikant. Vanaf de 1890's bracht hij
de Armeense zaak fervent aan de man. (Net als de Britten zou hij dat materiaal waarmee
hij de Turken door het slijk haalde afstoffen en in de Eerste Wereldoorlog weer
recyclen.)
De focus van deze weblog is de Armeense kwestie. Dan is fraude
en bedrog schering en inslag van de kant van Armenen en hun groupies. Deze Lepsius was
geen uitzondering op deze verwerpelijke praktijken.
De reden dat ik Lepsius nu bespreek is niet alleen vanwege zijn flessentrekkerij, maar ook de betekenis ervan in de
(pro-)Armeense literatuur. Zijn vervalste documenten hebben namelijk dezelfde status
als die door de Britse Leugenfabriek zijn geproduceerd.
In de westerse universiteiten worden beide vervalsingen gebruikt om de Turken een genocideschuld op de mouw te spelden.
- deel II -
No comments:
Post a Comment